37

‘Dank je wel,’ zei Roger, terwijl hij voldaan op zijn rug rolde.

‘Bedankt voor wat?’

‘Voor dat je er bent. Voor dat je bestaat.’

‘Volgens mij is dat niet wat je bedoelde...’

Elizabeth had hem altijd door.

‘Je weet het best...’

Ze hadden voor het eerst met het licht aan gevreeën. Elizabeth was op Nevis al acht kilo afgevallen.

‘Roger, ik wil je vragen... Het deugt niet wat je doet. We eten van twee walletjes. Meneer Braun staat er echt op dat we vijftien procent van zijn inkomsten krijgen. En ik ken hem, dat gaat ook gebeuren. Maar intussen betaalt die Margo je ook...’

‘Moet ik haar dan zeggen dat ik haar geld niet wil? Hoe zou dat overkomen?’

‘O, nee, pluk haar maar kaal. Maar... wil je beloven dat je dat geld niet zult uitgeven?’

Roger lachte. ‘Dat kan niet eens. Ze maakt het geld zwart. Ze zegt dat het in een kluisje ligt, in de bank van Charlestown. En zij heeft de sleutel. Die krijg ik pas als het voorbij is. Zegt zij.’

‘Maar aan wiens kant sta je, Roger?’

‘Aan de jouwe. Aan welke kant sta jij?’

‘Wat dacht je zelf?’

Roger had per e-mail opdracht gekregen Margo van het vliegveld te halen.

‘Ken je daar iemand bij de douane of zo?’ vroeg Elizabeth.

‘Natuurlijk.’

‘En lukt het je ook de slechtste taxichauffeur van Nevis te bestellen?’

Roger lachte. ‘Ze denken allemaal dat ze Ayrton Senna zijn. Maar ik ken er een die er ook nog uitziet als een rastajunk.’

De aankomst van Margo op Nevis verliep niet zonder obstakels. Haar bagage werd helemaal uit elkaar geplukt. De map waarop ‘East Area Rapist’ stond werd blad voor blad bekeken. Margo vertelde dat ze misdaadjournaliste was en een boek over de verkrachter in voorbereiding had. Ze werd een half uur ondervraagd.

De rit naar The Hermitage was minstens zo enerverend geweest. De chauffeur leek iedere bocht pas op het laatste nippertje te zien en haalde in waar dat volstrekt onverantwoord was.

Ze werd verwelkomd door Roger.

‘Ik heb je in hetzelfde huisje gezet.’

‘Ik wil onmiddellijk een douche.’

De opzet was geslaagd: ze leek ontregeld, verzwakt.

‘Meneer Braun wacht op je in de salon.’

‘Zeg hem dat ik me eerst even opfris.’

De douche deed het niet. Er kwam een laf, lauw straaltje uit. Margo ging niet alleen geradbraakt, maar ook heel chagrijnig op zoek naar meneer Braun.

Hij dronk een glaasje wijn in de salon en lachte. Margo kon zich niet herinneren die lach eerder te hebben gehoord.

Meneer Braun zat op de bank en naast hem sloeg een vrouw zich schaterlachend op de knieën. Voor Margo was het zo’n type dat je wel tegenkomt in de supermarkt, altijd bij de spullen die ze beter kon laten staan. Hoewel ze pret had keken haar donkere ogen Margo onderzoekend aan.

‘Mag ik je mijn vriendin Elizabeth voorstellen, Margo?’ zei Roger, die met een kan bowl binnenkwam.

‘Hebt u een goede reis gehad?’ vroeg de vrouw.

Ze probeerden te praten over het weer en de willekeur van douaniers, de staat van de wegen en de uitbreidingsplannen voor The Hermitage, maar het liep niet. Er vielen stiltes.

Margo keek naar meneer Braun. Hij leunde ontspannen achterover op de bank.

Ze stak een sigaret op. In het deel van de salon waar ze zaten stond geen asbak op de tafeltjes. Elizabeth herkende de provocatie. De askegel werd groter. Roger wilde opstaan, Elizabeth hield hem tegen. Margo pakte het kopje van het schoteltje. Op het moment dat ze besloot de as op het schoteltje te deponeren hield Elizabeth haar hand onder de sigaret, het vuurpuntje op luttele centimeters van haar huid.

‘Moet ik ’m uitmaken?’ vroeg Margo.

De sigaret hing nog steeds boven de handpalm van Elizabeth.

‘Liever niet op het schoteltje.’

Margo nam nog een paar diepe trekken en bluste de sigaret in het kopje.

‘Zo beter?’

Elizabeth pakte een glas en goot wat water over de peuk. Het duel was vooralsnog onbeslist.

‘We moeten het over zaken hebben,’ stelde Margo voor.

‘Dan ga ik maar weer aan het werk,’ besloot Roger.

Margo keek naar Elizabeth. Elizabeth keek naar Margo.

‘Zij helpt mij,’ zei meneer Braun.

‘O. Is dat zo? Wat weet ze?’

‘Ik weet alles,’ zei Elizabeth.

‘Zo, alles, hè? Nou, mij best. Ik heb inmiddels een firma opgericht...’

‘Wat voor firma?’ vroeg Elizabeth. ‘Hoe heet die firma?’

Margo werd nijdig. ‘Ik heb gekozen voor iets onduidelijks: Ogram Nabur Incorporated.’

Meneer Braun glimlachte. Ogram, Margo achterstevoren.

‘Er is ook al een website, murderportrait.com.’

‘Staat het daar allemaal in?’ wees Elizabeth op de map die Margo op schoot had. ‘Ook het businessplan?’

‘Met verschillende aannames, ja.’

‘U hebt een exemplaar voor ons?’

‘Dat moet ik wel ergens hebben, ja.’

Ze bakkeleiden nog wat door over de constructie tot Elizabeth overging naar een volgend agendapunt.

‘Wat doet u om de anonimiteit van meneer Braun te waarborgen?’

‘Niemand weet wie hij is of waar hij is. Alleen ik.’

‘De dossiers zullen naar ons gemaild moeten worden. Het is niet verstandig dat u op en neer reist met zulk materiaal.’

‘Ik laat mij niet wegsturen.’

‘Dat zeg ik ook niet. Ik zeg alleen dat u niet te vaak op Nevis moet komen – en als u komt, dan als toeriste, gewoon zo’n vrouw die verliefd is geworden op het eiland. Ik zal u ons e-mailadres morgen geven. Het is niet traceerbaar. U kunt er alleen bij komen met de code op deze USB-stick. Weest u er zuinig op.’

Meneer Braun had zich niet met het gesprek bemoeid. Hij was niet eens geamuseerd meer, hij leek afwezig.

‘Roger heeft een whizzkid aan de haak geslagen, zie ik,’ zei Margo.

Elizabeth negeerde haar cynisme. ‘De tekeningen worden hier gescand en digitaal aan u verstuurd. Zorgt u ook voor maximale beveiliging. En we hebben een voorschot nodig.’

‘Ik koop wel een goede computer,’ zei Margo.

Elizabeth lachte. ‘Dat zal echt niet genoeg zijn. Meneer Braun heeft zijn oog laten vallen op een villa. Hij wil een auto. We hebben kosten. Het voorschot bedraagt 250.000 dollar.’

‘Dat is ridicuul.’

‘Denkt u er maar een nachtje over na. Het is wat wij nodig hebben. En nog iets: we beginnen rustig aan. De gezondheid van meneer Braun staat voorop. Als het goed gaat voeren we het op, als het niet goed gaat stoppen we.’

‘Ben je ook nog dokter?’ vroeg Margo cynisch.

‘Bijna,’ zei Elizabeth.